Kandy en de Tempel van de Tand

12 augustus 2017 - Kandy, Sri Lanka


Kandy is een aangenaam provinciestadje, gelegen rond een meer. Dat meer heeft de laatste Singalese koning in 1807 laten graven (met de spade dus; ga daar maar eens aan staan!). Ons hotel, Queens, lag direct aan dat meer, op een straathoek. Aan de ene kant uitzicht over het meer en aan de andere kant uitzicht over het park waarin de Tempel van de Tand ligt, de Dalada Maligawa. Dus prima centraal, maar wel behoorlijk druk. Als 's-nachts het verkeerslawaai tempert, begint om 04.30 het ochtendgebed: de luidspreker hing aan een lantarenpaal direct aan de overkant en stond zo'n beetje op onze kamers gericht; het gebed duurt een uur.... Derk kan na 3 ochtenden de gebeden uit z'n hoofd nazingen


Op de 1e avond hebben Astrid en ik al rond de tempel gelopen: naast de hoofdtempel zijn er een stuk of 5 kleinere tempeltjes, die allen ook 'in bedrijf' zijn. Net toen wij er waren werd het avondeten in een van tempel gebracht. Dat gaat met opzwepend tromgeroffel en fluitspelen gepaard. Dan komt eerst een monnik het eerdere eten weghalen, en dan brengt een andere monnik een nieuwe maaltijd: een bord rijst verpakt in kleurig cellofaan. Daar zit ongeveer een kwartier tussen, met tromgeroffel en de fluit.


De volgende dag in de ochtend de hoofdtempel bezocht: daarin ligt het relikwie: de tand van Boeddha. Na zijn overlijden en crematie in de 7e eeuw AD bleef onder zijn tand over. Een uitgehuwelijkte Indiaanse princes smokkelt de tand naar Sri Lanka. Daar komt het in een heiligdom en wordt een van de belangrijkste religieuze plaatsen voor het Boeddhisme. 


Rond 1490 veroveren de Portugezen Sri Lanka en als machtsuiting verpulveren ze de tand en gooien het poeder in zee. Maar op wonderbaarlijke wijze remineraliseert de tand en wordt de tand weer teruggevonden in de schrijn van de tempel..... De tand is ca. 8 cm lang en lijkt op de tand van een buffel, maar dat is natuurlijk maar schijn
Boeddhisten van over de hele wereld komen naar deze tempel en het is daar dus zeer druk. Vooral voor de schrijn is het duwen en trekken en proberen de pelgrims een blik op de schrijn te kunnen werpen. Het lukt ons in het gedrang nog op afstand een foto van de schrijn te maken, maar we waren net te laat om de kamer van de schrijn in te kunnen (onze gids hield ons erg lang op met een uitvoering betoog over de vergelijking van de 4 belangrijkste godsdiensten en dat het Boeddhisme in essentie zo weinig strak in de leer is. Best interessant maar het duurde dus net wat (te) lang).


Voor en in de tempel lagen de rijk versierde dekkleden van se olifanten te luchten die gebruikt waren voor het festival de Esala Perahera. Dan wordt een stoet met dansers en olifanten de tand door de stand gedragen. Dat festival was een paar dagen voor wij er waren geweest. Op zich een beetje jammer, maar dan is de stad wel erg druk en kan je daardoor eigenlijk weinig anders doen. We hoorden dat je om de stoet te zien al 4 uur tevoren een zitplaats moest zien te veroveren...


'S avonds zijn Astrid en ik nog eens naar de tempel gegaan. Dan is het nog steeds druk, maar zonder toeristen en is de sfeer veel authentieker. Rond de schrijn was het echter ook weer zo druk en lawaaiig dat we maar niet in de rij  (waar je  je in moet persen en naar voren zien te worstelen) zijn gaan staan. Maar verder was de sfeer juist heel sereen: overal biddende pelgrims die allerlei offergaven (vooral lelies en lotusbloemen) aandragen, wierook en oliekommetjes branden en op de achtergrond het geluid van trommels, fluiten en klokken...  En dat met het avondlicht en de mooi verlichte gebouwen en tempeltjes, een onvergetelijke ervaring!

 

Foto’s